Ik kwam vanochtend in gesprek met Bert de Boer, manueel fysiotherapeut, in het Nederlands Dans Theater.
Ik geef daar nu al 4 seizoenen individuele kracht- en conditietrainingen en adviezen aan de professionele dansers. Een unieke en dankbare taak om daar hulp te mogen bieden. In de beperkte tijd die er soms overblijft voor Bert en mij is er vaak uitwisseling van kennis en informatie. Dit keer hadden wij het over de positie van de schouders tijdens het tillen.
Zo houden wij elkaar scherp.
Vandaag had ik het met Bert over het functioneren van de schouder tijdens armbewegingen. Ik stond wat te trekken en duwen aan een skeletmodel. In dit model waren ook kapsels en banden opgenomen zodat je dan kunt zien hoe de trekspanningen verlopen. Met zijn aanstekelijke enthousiasme gaf hij aan dat hij de inzichten en testen van dr. Jan Derek Stenvers zeer bruikbaar vindt. Het skeletmodel was niet goed genoeg om het geheel te overzien. Details bespaar ik je, maar binnen de kortste keren vlogen de bicepspezen, slijmbeurzen en andere delen spreekwoordelijk door de behandelkamer.
Uit röntgenbeelden van de schouderarmbeweging bij patiënten met een enigszins beperkte schouder ontstaat het volgende beeld:
In de keten tot aan het schoudergewricht is een kleine beperking aanleiding tot een compensatie in de positie van de bovenarm, die gaat dan meer uit het gewrichtsvlak en wil rond 90 graden onder het voorste peesblad van de biceps uit het gewrichtsvlak rollen
- in de keten kan een beperking in de strekking van de bovenrug aanleiding zijn
- vervolgens kan het zijn dat er ribben beperkingen geven
- het schouderblad in combinatie met de gewrichten van het sleutelbeen (AC & SC) draait onvoldoende buitenwaarts en minder voorwaarts richting de oksel
Door je arm niet alleen in eindstand te testen ten opzichte van de verticale romp, maar juist ook de positie van het schouderblad te volgen gedurende de hefbeweging kan waargenomen worden of je in deze keten goed functioneert. Je kunt dit zelf uittesten door de testen te doen volgens dit artikel of een fysiotherapeut, trainer te vragen dit met je door te nemen.
De consequenties van de testen zijn eenvoudig weer te geven.
A) Je hebt een ernstige beperking in deze functie, bijvoorbeeld heb je pijn bij het heffen van de arm, zorg dan dat je een verwijzing krijgt voor een therapeutisch traject
B) Je hebt een lichte beperking in de schouder, zorg dan dat je oefeningen doet waarbij je in de eerste plaats het schouderblad goed positioneert en daarmee de bovenarm optimaler heft
De codes die ik gebruik zijn o.a.:
1 Duw je borstbeen omhoog door je bovenrug te strekken
2 Trek de bovenkant van je schouderblad achterwaarts richting de wervels
3 Trek je schouderblad in de richting van je oksel, oftewel zorg dat je schouderblad van achteren tegen de ribben aan duwt
4 Duw je schouderbladpunt zoveel mogelijk naar buiten
5 Trek je bovenarm in je schouderkop
Het aardige is dat je deze bewegingen ook al kunt doen zonder of met een klein gewicht in je handen. Strek je armen tot naast je oren en neem stap 1 t/m 5 door. Total Motion Release geeft je al een vliegende start om snel wat te kunnen doen.
Wat vind jij van mijn codes 1 t/m 5?
Rodney Guthman says
Zijn de codes niet te versimpelen door te zeggen (uitgaand van een armen-boven-het-hoofd-positie):
Borst omhoog, en schouder extern roteren (elleboog naar voren draaien)
?
Tom Bruijnen says
Hallo Rodney, dat kan een start zijn, maar juist doordat je alle delen moet betrekken bij de armbeweging is denk ik beter om per deel te activeren zodat je ook het bewustzijn kweekt dat het om meer gaat dan bijvoorbeeld alleen de bovenarm naar extern te roteren – het draait om de arm en het schouderblad 🙂
Rodney Guthman says
Ja daar heb je wel een punt. In mijn ervaring volgt het één uit het ander, maar dat hoeft natuurlijk niet voor iedereen zo te zijn.
Spelling says
Hij vindt is met DT
Met zijn aanstekelijke enthousiasme gaf hij aan dat hij de inzichten en testen van dr. Jan Derek Stenvers zeer bruikbaar vind.
Tom Bruijnen says
Gecorrigeerd, bedankt!
Frank Putters, Mensendieck Amsterdam says
ad1: Let op compenseren in de LWK hierbij.
ad2: verhoogt de spanning in nek + trapezius
ad3: bedoel je hiermee je schouders “laag” trekken?
ad4: welke schouderbladpunt; de onderste? de onderste schouderbladpunten dienen m.i.juist naar het midden van de rug getrokken te worden.
Let bij tillen/heffen op kyfotische bovenrug en bovendien op scoliose/scoliotische kromming van de wk: extra belasting voor schouders bij armbewegingen boven het hoofd
Tom Bruijnen says
ad1: goede tip, je moet inderdaad niet bij het optillen van je borstbeeen de buikwand naar voren brengen (oftewel de lage rug teveel hol trekken)!
ad2: klopt, is ook nodig voor de stabiliteit
ad3: nee, letterlijk naar voren brengen – een soort van translatie
ad4: nee, als je de onderste schouderbladpunt naar het midden trekt, krijg je geen spreiding/vleugels – het is een lastige combi van aantrekken naar achteren en tegelijkertijd ruimte houden naar buiten en voorwaarts trekken
En inderdaad mensen met zijwaartse krommingen (scoliose) in de wervelkolom zullen extra voorzichtig moeten zijn en daarbij advies nodig hebben van externe deskundigen om na te gaan in welke belastingsintensiteiten en -vormen er wel getild kan worden. Overigens zie ik vaak dat de bolling (kyfose) vaker functioneel is dan structureel – oftewel bij de juiste techniek in houding en fysieke basis verdwijnt deze vaak in het geheel of grotendeels. Ook hier geldt weer dat bijv. een groeistoornis uitgesloten moet zijn of begrepen worden.
Bedankt voor de tips, hierdoor kunnen ook anderen weer meer begrip krijgen van de bedoeling achter mijn stuk.